SV | Zo verlieten zij het huis des HEEREN, des Gods hunner vaderen, en dienden de bossen en de afgoden; toen was een grote toornigheid over Juda en Jeruzalem, om deze hun schuld. |
WLC | וַיַּֽעַזְב֗וּ אֶת־בֵּ֤ית יְהוָה֙ אֱלֹהֵ֣י אֲבֹותֵיהֶ֔ם וַיַּֽעַבְד֥וּ אֶת־הָאֲשֵׁרִ֖ים וְאֶת־הָֽעֲצַבִּ֑ים וַֽיְהִי־קֶ֗צֶף עַל־יְהוּדָה֙ וִיר֣וּשָׁלִַ֔ם בְּאַשְׁמָתָ֖ם זֹֽאת׃ |
Trans. | wayya‘azəḇû ’eṯ-bêṯ JHWH ’ĕlōhê ’ăḇwōṯêhem wayya‘aḇəḏû ’eṯ-hā’ăšērîm wə’eṯ-hā‘ăṣabîm wayəhî-qeṣef ‘al-yəhûḏâ wîrûšālaim bə’ašəmāṯām zō’ṯ: |
Zo verlieten zij het huis des HEEREN, des Gods hunner vaderen, en dienden de bossen en de afgoden; toen was een grote toornigheid over Juda en Jeruzalem, om deze hun schuld.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Zo verlieten zij het huis des HEEREN, des Gods hunner vaderen, en dienden de bossen en de afgoden; toen was een grote toornigheid over Juda en Jeruzalem, om deze hun schuld.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!